Hoewel de term godshuis ook gebruikt wordt voor religieuze gebouwen als een kerk of tempel, verwijst het meestal naar de meer ‘volkse’ betekenis: een liefdadigheidsinstelling waar om godswil armen, zieken en ouderen werden verzorgd. Vaak worden ze ook gasthuis of ‘hospice’ genoemd. Godshuizen ontstonden als hospitalen aan de stadspoorten, waar ze arme passanten of kloosterlingen een nacht onderdak verschaften als de poorten al gesloten waren. Mettertijd kregen ze meer functies zoals zieken-, pest-, vondeling- en weeshuizen.
In Antwerpen stonden de meeste gasthuizen vanaf de 16e eeuw onder het beheer van de Aalmoezenierskamer. Naast enkele grote godshuizen, zoals het Maagdenhuis en het Vondelingenhuis, waren er in de stad tal van kleinere stichtingen die bejaarde vrouwen, mannen of koppels huisvesting en een jaarlijkse toelage moesten geven.
De tegel geeft ‘God ziet u’ weer: ook in de gasthuizen was het alziend oog der God natuurlijk nooit veraf.